zondag 22 juni 2008

IK

Ik ga iets schrijven.
Iets moois.
En liefs.
Dat het wat naar koffie ruikt.
Ik ga iets schrijven.
Niet voor jou, eigenlijk, maar dat fluisteren we alleen.
Heel zacht.
En lief.
Dat het wat kriebelt.

En dat jij dan denkt
‘hoe kan zoiets kleins’
(En moois. En liefs.)
‘hoe kan zoiets kleins
zo mooi zijn?’
En dat ik dan denk
‘tja.’
En vervolgens:
‘wie kan het zeggen?’

Dan krijg ik een bijnaam. Van jou.
Een echte, eentje zonder regels, zonder grapje en toch persoonlijk.
Een perfecte, in één woord: ik.
Daar kom ik nog op terug.

Dan lachen en zwieren en kus en eentje terug.
Ik begraaf mijn neus in je nek, ik snuif,
toch weer die koffie, en ik doe een hapje.
En lachen en stoeien en kus en hap terug.

Voor altijd bij elkaar totdat niet meer.
Voor altijd bij elkaar totdat.
Voor altijd bij elkaar.
Voor altijd.
Voor.

En dan?
Dan:
dit klaar en jij weg en ik dood.
Jij weg en ik liefst ook
Jij klootzak en ik,
tegen beter weten in,
de dingen maar
‘van me af schrijven’:

Iets naars.
En echts.
Dat het naar sigaretten stinkt.
Voor jou. En dat schreeuwen we.
Voor jou.

Geen opmerkingen: