donderdag 8 januari 2009

Dialoog (geinspireerd door Gerardjan Rijnders)

VROUW: Kunnen we praten?
Ik heb slecht nieuws.
MAN: Slecht nieuws blijkt vaak goed te zijn.
VROUW: Ik ga dood.
MAN: Wanneer?
VROUW: Ik zoek het nog uit.
MAN: De dood zoekt jou uit.
VROUW: Dat schijnt het idee te zijn.
MAN: Maar jij moet je er weer mee bemoeien.
VROUW: Ik moet niets ik ga dood.
MAN: Precies.
VROUW: Hoezo?
MAN: Achterover leunen.
VROUW: Ik heb het idee dat jij niet naar mij luistert.
MAN: Ik heb het idee dat jij niet tegen mij praat.
VROUW: Seksestrijd.
MAN: Wat dat betreft verandert er weinig.
Nu jij dood gaat.
VROUW: Dat mag je best erkennen.
MAN: Op mijn eigen manier.
VROUW: Als de vagina sluit is de penis alleen.
MAN: Ik heb daar weinig mee. Penis. Het woord dan.
Het klinkt naar dokter.
VROUW: Ik was laatst bij de dokter.
Toen wist ik dat ik dood ging.
MAN: Je wist nog niet dat je ervan zou genieten.
VROUW: Het wordt een onderdeel van je.
Kanker.
MAN: Piemel klinkt naar kinderen.
VROUW: Lul.
MAN: Beter.
VROUW: Nee, jij. Lul.
MAN: Kankerhoer.
VROUW: Makkelijk.
MAN: Misschien moet je het helemaal geen naam geven.
Niet penis, niet piemel, niet lul, niet pik.
VROUW: Genotsknots.
MAN: Rijm doet me niets.
VROUW: Ankerkanker.
MAN: Dwangrijm.
VROUW: Maak me niet verdrietig.
MAN: Wees niet verdrietig.
VROUW: Jij bent zo’n man.
MAN: Jij gaat dood.
VROUW: De seksestrijd.
MAN: Jij bent een vrouw; jij wil eigenlijk een tweede vrouw met een penis, piemel,
lul, pik.
VROUW: Jij bent een man;
Jij wil het liefst met je kale ballen over de rug van een behaarde dwerg
wrijven.
MAN: Met een kut als een pick-up truck.
VROUW: En een anus als een lachend kind.
MAN: Als jij dood bent… duurt dat nog lang?
VROUW: Ik lig op schema.
MAN: Goed zo.
Als jij dood bent zal ik iets moeten doen.
Denk je niet?
VROUW: Het zou me wat doen.
MAN: Een zaadlozing.
VROUW: Dat lijkt me gepast.
MAN: Het is een afspraak.
VROUW: Ik wil je vragen om me te zoenen. Om dan geslagen te worden.
MAN: Wil je dat ik je sla?
VROUW: In de hitte van het moment. Haast per ongeluk.
MAN: Ik zal zien wat ik kan doen.
VROUW: Haast je.
MAN: Je hebt niet lang meer.
VROUW: Ik heb niet lang meer.
MAN: Wil je niet dat ik weg ga?
VROUW: Hoezo?
MAN: Omdat je niet wilt dat ik je zo zie.
VROUW: Ik wil dat je naar me kijkt.
Zonder me te zien.
MAN: Ik kan m’n ogen dichtdoen.
VROUW: Misschien moet je toch maar gaan.
MAN: Ik ben al weg.
VROUW: Daar ben ik blij over.
MAN: Mee.
VROUW: Wat?
MAN: Blij mee.
VROUW: Blij toe.
MAN: Blij toe.
VROUW: Nu ben ik alleen.
Ik heb geen kanker.
Ik ga niet dood.
Ik ben niet eens een vrouw.
En hij is geen man.
Wij zijn geen niets.
Ik wil geen iets.

Terwijl ik tv kijk heb ik geen kanker.
Onder de douche heb ik geen kanker.
Bij de bloemist heb ik even kanker.
Ik krijg een boeket.
Het verwelkt en wordt mooi.

Het vraagt een zekere toewijding.
Kanker.
Het wil je leven. Het leeft je.
Rotte eieren geven dodenadem.
Nacht tv geeft bleke teint.
Wandelstok geeft rugpijn.
Oorzaak en gevolg geven geen gehoor.
Ik haat het.
En wat blijkt
Nu ik het niet meer wil
Zijn wij een iets geworden.
Een ding.
Wij zijn de kanker.

Jij luistert.
MAN: Ik luister.
Ik heb een zaadlozing.
VROUW: Ik ruik het.
MAN: De seksestrijd.
VROUW: De man wast zijn pik…
MAN: …maar de vrouw ruikt buitenshuize kut.
VROUW: De vrouw had niet hoeven ruiken.
MAN: Maar ze deed het toch.
VROUW: Domme vrouw.
MAN: Domme strijd.
VROUW: Tot voorbij het graf.

MAN: Kunnen we praten?
Ik heb slecht nieuws.

Geen opmerkingen: